Brandklassen
Een brandblusser is geschikt voor een of meerdere brandklassen. Een gewone brandblusser bestaat meestal uit een drukvat, blusstof en drijfgas. Als er geen drijfgas in het drukvat aanwezig zou zijn, dan kan ook de blusstof niet uit de blusser komen. Sommige blussers hebben daarom een drukindicator (manometer) boven op de blusser zitten. Hieraan is te zien of de druk van het drijfgas nog voldoende is om de blusser te activeren.
De SPITA FireFighter blust d.m.v. een pure kaliumnevel welke vrijkomt na activering en is geschikt voor alle brandklassen.Soorten blusmiddelenEen blusmiddel kan vloeibaar zijn, maar ook in poedervorm of gasvorm zijn. Veelgebruikte blusmiddelen zijn:
Water (het oudste blusmiddel van de mensheid)
Het is het goedkoopste middel met een groot koelend effect en (bij een slanghaspel) een onbeperkte aanvoer.
Nadeel is de vorstgevoeligheid en water kan gevaarlijk zijn bij gebruik op brandende benzine of olie. Ook onder elektrische spanning staande apparatuur kan gevaar opleveren als er water als blusmiddel wordt gebruikt.
Poeder (men spreekt dan van een poederblusser)
Het poeder van een ABC-blusser bestaat uit een mengsel van ammoniumfosfaat en ammoniumsulfaat. Het poeder van een BC-blusser bestaat uit een mengsel van natriumbicarbonaat en kaliumbicarbonaat, poeder van een D-blusser bestaat uit natriumchloride. Een poederblusser heeft een groot blussend vermogen, is geschikt voor vele soorten branden, niet elektrisch geleidend en niet vorstgevoelig.
De blussende werking is ongeveer zes maal die van bijvoorbeeld CO².
Een belangrijk nadeel van een poederblusser is de grote nevenschade aan elektronische apparatuur en de kans op herontsteking van de brand als er niet goed geblust is. Wanneer met een poederblusser is geblust, dan moet het overgebleven poeder met een industriële stofzuiger worden verwijderd, maar geen water gebruiken. Het poeder kan ook gezondheidsrisico's veroorzaken.
Schuim (men spreekt dan van een schuimblusser)
Schuimblussers zijn simpel gezegd gevuld met water en een schuimvormend middel. De blussende werking van schuim berust op afdekking (zuurstof wegnemen) en in geringe mate op afkoeling. De meest toegepaste schuimblussers zijn de zogeheten sproeischuimblussers die door een aanpassing in de spuitmond elke druppel uitstromende vloeistof onderbreken met lucht. Hierdoor ontstaat een nevel, die niet elektrisch geleidend is. Bovendien heeft het mengen van lucht een langere blusduur als gevolg.
CO² (koolstofdioxide)
Deze blussers zijn direct te herkennen omdat ze een zwarte expansiekoker of sneeuwkoker aan het uiteinde van de slang hebben. Tussen expansiekoker en slang zit een handvat, dat men tijdens gebruik van de blusser moet vasthouden. Het handvat is nodig omdat het uiteinde van de onbeschermde koker zeer koud wordt (tot ongeveer -80 °C) en men door deze extreme kou derdegraads brandwonden op kan lopen. Het is daarom ook belangrijk dat bij het gebruik van een dergelijke blusser handschoenen worden gedragen. Deze blussers zijn zeer geschikt voor elektrische branden en veroorzaken geen nevenschade.
Halon
Sinds 1 januari 2004 is het gebruik en bezit van halon brandblusapparaten en brandbeveiligingssystemen in Nederland en België verboden, zij het met enkele uitzonderingen voor kritische toepassingen (vooral in de civiele luchtvaart en op militair gebied). Het verbod voor halon staat in verband met de milieuschade die het halon aan de ozonlaag van de aarde veroorzaakt.
Het was echter tot aan het verbod wel het meest veelzijdige blusmiddel en als enige ook geschikt voor alle brandklassen.
De SPITA FireFighter kan vanwege alle kenmerken daarom gezien worden als dé opvolger van de Halon-blussers en wordt ook door defensie steeds meer als alternatief aangeschaft (sinds de goedkeuring door de NATO).